Derde keer, slechte keer, moet er door mijn hoofd zijn gegaan. Was ik bang voor het boostervaccin? Niet echt, denk ik. Nerveus? Wellicht, maar dat was ook het geval bij shot 1 en 2. Als u me kent, beste lezer, weet u dat ik naast een controlefreak en een bonvivant jammer genoeg ook een angsthaas ben. Van alles ben ik bang. Wespen, vliegtuigen, sociale verplichtingen, smalle ruimtes, steile hoogtes, de teloorgang van de biodiversiteit… En ja, naalden ook. Natuurlijk naalden. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik daaraan bezwijk (en dan heb ik het over de stress, niet het vaccin zelf). Kon een film soelaas brengen?

Het voelde minder als een verplichting aan, die booster. Daarom heb ik mijn geplande afspraak geannuleerd. Ik wist echter dat uitstel geen afstel kon zijn, we boekten een tiendaagse naar Zwitserland, uiteraard een van de landen die van de verdomde booster een verplichting maakte. Een uitgestelde executie was het dus eerder. Jaloers was ik, dat mijn zoon zich mocht laten prikken in de zoo, waarna wij zonder verpinken gebruik maakten van onze abonnementen om ons te verpozen bij de pinguins, de glijbaan in de grot en een sojadrankje.

Toen de realiteit me weer in het gezicht sloeg op een frisse ochtend, ontdekte ik dat je ondertussen voor een prik richting Kinepolis moest. Dat vond ik een equivalent voor de zoo. Mijn hoop dat er eveneens in weinig verhullende jungle-uniform geklede vrouwen stonden te dansen bleek ijdel maar belette me niet een nieuwe boeking te doen.

Met een ticket voor Nightmare Alley, de nieuwe van een van mijn favoriete cineasten Guillermo Del Toro (Pans Labyrinth, El Orfanato, The Shape of Water) fietste ik de brug over, waarachter de grote letters van Decathlon opdoemden. Het was ontzettend warm in het cinemacomplex, een slecht voorteken. De keren dat ik van mijn sus ben gevallen hadden altijd te maken met warmte of te weinig lucht.

De vrouw die me prikte was al bejaard, maar haar hand trilde minder dan de mijne. Ik voelde niets, zoals bij shot 1. Ik bedankte haar en sukkelde m’n jas aan, denkend aan wat ik zou doen voor lunch. Een medewerker die elke vijf seconden vraagt of er geen problemen zijn en of alles normaal is, helpt niet als je stress hebt. Toch is het de warmte en het gebrek aan lucht die me de das omdoen. Je kan denken: verman jezelf. Maar dan is het vaak al te laat.

Het begint bij een prikkelende sensatie in de ledematen. Op dat moment heb je enkele seconden om het flauwvallen voor te zijn. Ik heb geleerd om mijn introversie te negeren. ‘Excuseer, ik ga hier gewoon even liggen als het goed is, dan is het meteen over’ zeg ik. Hij roept vanop een meter afstand dat hij per direct de dokter zal halen. Ik herhaal nog, met kalmte in mijn stem – en, toegegeven, een waarschijnlijk lijkbleek gezicht – dat het niet hoeft. De dokter voelt aan m’n pols. Ik leg hem uit dat ik mezelf goed ken en dat het meteen over is. ‘Oké, maar kom toch maar even mee, in plaats van hier op de grond te liggen.’ Terwijl ik hem volg zegt hij: ‘Ah, u kunt lopen, dat is al goed!’ en hij zet de rolstoel weer weg.

Na de film dacht ik: laat ik deze anekdote voor mezelf houden. Mensen doen er altijd zo lacherig over. En niemand hoeft het ook te weten, ik was alleen. En kijk, ik heb het toch maar weer gedeeld. De film was uitstekend overigens. Een geweldige Bradley Cooper die het eerste kwartier niet spreekt, een grauwe, spookachtige sfeer en een oog voor details in de set. Het einde is dan wel voorspelbaar, het is ook erg goed. Met de dokter heb ik nog even nagepraat over bloeddruk, stress en het feit dat je in Kinepolis geen opties hebt op een gezonde lunch. Ik ben dan ook gestrand in Burger King.


Ontdek meer van Lennart Vanstaen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Wat denk jij? Of ken je een goeie mop? Reageer!