Gisteren hebben we na lange tijd nog eens een uitstapje gemaakt per trein. We hebben het iconische Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel bezocht, in de kindermond beter bekend als ‘het dinomuseum’. Ik was op voorhand al aan het zagen omdat het net die dag weer kutweer moest zijn, na een bijna zomerse naherfst en winter. Toch zou storm Bella geen roet in ons plezier strooien. Bovendien zitten we de hele tijd binnen, wist mijn vrouw me te zeggen. Tram-trein-trein-museum-trein-trein-tram. En hooguit enkele honderden meters stapvoets afleggen.

Ze heeft een tijdslot gereserveerd om half elf, dus we vertrekken vroeg genoeg. Mijn ochtendlijke trip naar bakkerij Van Osselaer voelt maagdelijk aan, alsof ik in Doel ronddwaal. Het is natuurlijk zondag maar ontiegelijk zou ik acht uur ’s morgens niet noemen, nee, zelfs ik niet. Wellicht heeft het met een combinatie Kerstmis(kater)-Covid te maken.

Rigoureuze razzia

Zowel tram als trein zijn leeg. Hoewel dit hondenweer niet aanlokkelijk is om een daguitstap te plannen, is het ondertussen al bijna negen uur. Op de trein vullen we braaf onze Hello Belgiumkaart in voor december – november zal voor altijd oningevuld blijven – en worden tien minuten later doortastend gecontroleerd door een halve voetbalploeg NMBS-medewerkers. Ik kijk naast en achter mij om me nogmaals te vergewissen van de leegheid van de wagon, mijn kinderen, mijn vrouw en mezelf uitgezonderd. Aan weerskanten hebben ook nog twee leden van SECURAIL postgevat, om met arendsogen de controle vanop afstand gade te slaan. Waarom? Omdat ik geen brave huisvader ben maar een recalcitrante anarchist die zwartrijdt tijdens een pandemie en maar al te graag slaags raakt met een stel treinbeambten. Een waar bloedbad zou het zijn geweest, mochten die van SECURAIL niet alles nauwlettend in hun vizier hebben gehad.

Ik houd de gevraagde identiteitskaart zo dicht mogelijk naast mijn vervoersbewijs opdat de controleur in kwestie de twee documenten aan een grondige vergelijkende studie kan onderwerpen. Hij vond dat blijkbaar nodig want nadat ik mijn vervoersbewijs had weggestoken en mijn identiteitskaart aan hem toonde, vroeg hij om het kaartje nogmaals te nemen ‘want hij moest ze kunnen vergelijken’. Terwijl ik me enerzijds vragen stel bij deze man, die ondanks zijn pover zicht – hij raakt mijn ticket bijna aan met zijn neus – en zijn geheugen van een goudvis met deze taak opgezadeld wordt, vraag ik me eveneens af wat de reden is voor deze rigoureuze razzia. Angst zaaien? Dan heb ik slecht nieuws voor deze heren. Ik kweek mijn eigen angsten, al van jongs af aan. En ik oogst alleen wat ik zelf heb gezaaid.

De Wet van de Heilige Mesjogge

Net wanneer ik een parallel wil trekken tussen de uitgestorven dinosauriërs en de schijnbaar uitgestorven zondagse dagtrippers op deze trein Antwerpen-Brussel, stapt er toch een man op. Wanneer je het openbaar vervoer gebruikt, is er statistisch gezien natuurlijk altijd een kans dat een halve gare je pad kruist. Dit kan een onfortuinlijke dakloze zijn die een onaangenaam aroma verspreidt, maar bij iets meer pech krijg je te maken met een compleet mesjogge individu dat ofwel vergeet uit te stappen, geen bestemming heeft ofwel naar de halte moet waar jij naartoe wil. Volgens de Wet van de Heilige Mesjogge zal hij in alle gevallen de hele treinrit, die jij dacht nuttig te besteden met enig leesvertier of het invullen van een breinbreker, tegenover jou zitten en jouw oren met zijn gezwam vullen, terwijl jij verwoede pogingen onderneemt de interactie met dit figuur tot een minimum te beperken, zonder de beleefdheid uit het oog te verliezen.

Ik moet toegeven dat de Jean-Paul Van Bendegem in mij wakker werd toen uitgerekend deze man tegenover ons kwam zitten in een voor de rest leeg treinstel. Hij begon tegen mij breed grijnzend in het Frans te brabbelen, zonder mondmasker weliswaar. Hij leek me erg gelukkig, hij zong ook tussendoor. Ik hoop voor hem dat het instrinsiek geluk is, en niet te wijten aan zijn alcoholverslaving of XTC-roes.

Nous sommes arrivés

Gelukkig is de immer opgewekte vrouw die de stations omroept even goedgeluimd als (bijna) altijd. Ze kondigt aan dat we in Brussel-Noord zijn gearriveerd met een kinderlijk enthousiasme in haar stem alsof ze met ons mee mag naar de dino’s. Bij het uitstappen zie ik de lepe figuur een high five geven met een nietsvermoedende conducteur. Niet geheel coronaproof, maar ’s mans geluk is aanstekelijk. We trotseren storm Bella en klimmen de straat op richting museum. Mijn dochter verzint ook een naam voor de regen. Ik verduidelijk dat we dat alleen met stormen doen, maar ik ga mee in haar logica en gevoel van onrechtvaardigheid. Rudy de regen, Danny de donder (Walter is te voor de hand liggend), Bea Bliksem (of Bil als het een jongetje is) zijn enkele van mijn suggesties en ze lijkt ermee akkoord te gaan.

De reuzegrote Iguanodon die de ingang van het museum bewaakt, draagt een oversized mondmasker. Geestig, en het zet de toon voor de vlekkeloze organisatie binnenin. Via pijlen op de grond volg je een korte, middellange of lange (alles erop en eraan) route. We zien onder andere de nieuwe aanwinst: de Allosaurus. Mijn kinderen zijn het meest te vinden voor de Duitse uitleg bij deze mastodont zo te zien. Ze spelen daarbij ook het spel: ‘Druk-zo-snel-mogelijk-opnieuw-op-de-knop-met-uitleg-zodra-de-eerste-zin-is-uitgesproken’. Erg veel weten we niet echt over de Allosaurus, maar de eerste zin kennen we uit het hoofd.


Ontdek meer van Lennart Vanstaen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Wat denk jij? Of ken je een goeie mop? Reageer!