Soms moet ik beginnen schrijven om te weten te komen wat ik te zeggen heb. Misschien niets, of niet veel. Dan is dat een spijtige zaak voor u, lieve lezer. Maar laten we het samen ontdekken in dit tot nog toe overzichtelijk stuk proza. Laat ik het eerst hebben over dat gevoel, dat ik, bij gebrek aan een woord, Columbusproza noem. Dit staat dus haaks op de welgekende writers block, omdat je voelt dat je kan en wil schrijven, maar je moet eraan beginnen om te ontdekken waarover. En soms kom je in Amerika aan terwijl je naar Indië dacht te varen.

Ik voel me vandaag erg gelukkig en dankbaar, ondanks mijn hang naar melancholie en mijn aangeboren talent voor doemdenken, dat mijn angsten deze dagen vurig weet aan te wakkeren door het branden van de wereld. Er is momenteel zoveel paniek, pijn en protest om ons heen dat het je bijna onverschillig maakt – en dat is denk ik de laagste vorm van zijn maar hopelijk niet de laatste in onze evolutie als mens. Maar waarom vang ik deze alinea dan aan met zulk zeldzaam optimisme, hoor ik u denken. Wel, omdat ik vandaag heb ontdekt dat ik verre van onverschillig ben. Voor het eerst in mijn leven sta ik lijnrecht tegenover de moeder der angsten: de doodsangst. Ik wil haar omarmen, medelijden met haar hebben. Ze moet en mag er zijn.

Er is zoveel om te koesteren, zoveel om voor op je knieën te vallen. Zoveel mensen die ik graag zie. Ja, op zo’n dag als vandaag zelfs die nukkige buurman die zijn hond schijnbaar met voorbedachte rade laat kakken in mijn voortuin. Ik zou naar hem glimlachen, want het is maar een hondendrol, die bovenal biologisch afbreekbaar is en waarschijnlijk gezond voor mijn grond. En ofschoon ’s mans gelaatsuitdrukking me doet vermoeden dat hij vaak met de geur van de drollen van zijn viervoeter te maken krijgt, zou het best ook kunnen dat hij zijn vrouw aan kanker verloren heeft, of zijn kinderen niet genoeg ziet. Ik weet niet hoe ik er dan bij zou lopen. Of ik er überhaupt bij zou lopen. Alleen maar meer redenen om hem een glimlach te schenken.

Vandaag kreeg ik veel complimenten, zowel aan mijn persoon als op het vlak van werk en hobbybeoefenaar. En dat deed me beseffen dat ik naast mijn talent voor depressie ook een aanleg bezit om tevreden te zijn. Een vrouw die het leeuwendeel van haar leven achter zich heeft sprak me deze ochtend aan tijdens de eerste les. Ze vertelde me dat ik een mooie persoon was, met een goed aura. Ze had een discussie met haar zesjarige zoon gehad. Hij had haar gevraagd waar mensen naartoe gaan als ze sterven. Ze had geantwoord dat goede mensen naar de hemel gaan en slechte mensen, tja, niet. Dat we allemaal een doel hebben hier op aarde, en als we ons doel hebben vervuld, is het goed. Hij had haar gecorrigeerd: ‘Nee, onze gedachten gaan, want ons lichaam is van de aarde.’ Pienter ventje.

Ik geloof in niets en in alles. Misschien hebben we niet één doel maar ontelbaar kleine doeltjes. Het zou best kunnen dat deze vrouw mijn dag vandaag moest maken. Het zou kunnen dat zij de scheur in mijn aura, die de wereld er de laatste jaren in heeft getrokken, mocht toenaaien met deze onverwachte woorden. Heel de klasgroep gaf licht en de mannen uit Gaza en de vrouwen uit Oekraïne riepen enthousiast ’tot morgen!’ en liepen met een glimlach het lokaal uit.

Op mijn weg naar huis hoorde ik de loeiende stad niet, de vogels floten te hard. Ik zag de drukte niet, wel spelende kinderen. Ik aarzelde niet om iets te schrijven bij thuiskomst, ik begon er gewoon aan.

macro shot photography of tea candles
Photo by Lisa Fotios on Pexels.com

Ontdek meer van Lennart Vanstaen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Wat denk jij? Of ken je een goeie mop? Reageer!