Het was een mooie zomerdag, tegen de dertig graden. Vogels floten, mensen maakten plannen voor een fietstocht, kinderen voetbalden in het park en de buurman haalde zijn oldtimer uit de garage voor een blinkbeurt. Een ideale dag om naar het Wijnegem Shopping Center te gaan, dacht ik. Al was het maar om het aangename aan het nuttige te koppelen. Ik moest een pakje afhalen, mijn dochter had nieuw schoeisel nodig en ik diende een oude modem van Proximus, die nu al een week in een plastic zak stak weer in te leveren bij een Proximuswinkel. Daar ik het Shopping Center wel eens bezoek, wist ik uit mijn hoofd dat er zich dergelijke winkel bevond.

Ik ben een complex persoon, want ik hou van een stevige wandeling in het bos maar ook van een dag rondhangen in het Shopping Center. Al doe ik daar een serieuze bekentenis mee, want ik betrap mezelf er vaak op in sociale situaties mijn liefde voor dit decadente stadsfenomeen onder allerlei stoelen en banken te moffelen. Telkens wanneer ik er rondstruin zie ik vogels van diverse pluimage, die kennelijk allemaal een speciale plek in het hart over hebben voor hun geliefde winkelcomplex. Toch voel ik zelden affiniteit met deze mensen. Eerder voel ik een verwantschap met mensen die een tirade afsteken jegens zulke centra en liever in de natuur vertoeven. Ter verduidelijking:

fig. 1: verhouding tussen natuurwandelingen en het Wijnegem Shopping Center

Wat er nu zo aantrekkelijk aan is, daar heb ik het raden naar. Want voor zover ik weet, zijn een bos en het Wijnegem Shopping Center op alle vlakken elkaars tegenpool. Zo is het Shopping Center lekker begrensd, terwijl een natuurwandeling een zekere uitgestrektheid in zich draagt. In een bos heb je frisse lucht, terwijl je in het Shopping Center geen lucht hebt. Waar je tijdens een uitstap in het groen slechts de occasionele collega-wandelaar tegenkomt (de Kalmthoutse Heide niet meegerekend), loop je je tijdens je shopping spree te ergeren dat je verplicht bent op de hielen te trappen van de persoon voor je. Het enige dat ik zeker weet, is dat ik in beide omgevingen een hele dag kan doorbrengen.

Maar dit alles wil niet zeggen dat mijn liefde voor dit megalomane winkelcomplex geen grenzen kent, integendeel (dat geldt trouwens ook voor bossen en natuurwandelingen). Zo vermijd ik sommige winkels als de pest. Van alle winkels in het Shopping Center zijn de telecomsoort veruit de ergste. Meestal moet ik er ook niet zijn, en ook nu was het meer uit bereidwilligheid dan wat anders. Recent hebben we Scarlet geruild voor Mobile Vikings en men heeft me verteld dat ik de modem (Scarlet gebruikt Proximusmateriaal) terug moest brengen naar een Proximuswinkel. Dat er geen dertig gefrustreerde klanten opeengepakt stonden, gaf me een beetje moed. Ik nam mijn dochter bij de hand en stapte zelfverzekerd de winkel binnen, met de oude modem en haar bekabeling, keurig van het rag en kelderstof ontdaan, in een draagtas.

Omdat er geen wachtenden waren, begaf ik me naar een van twee vrije balies, waar een jongedame me aanfronste zonder dat ik nog maar een woord had uitgesproken. Ik overhandigde haar de tas en zei iets overbodigs, want het was wel duidelijk dat ik een oude modem kwam afgeven en geen abonnement wilde afsluiten of wilde klagen over mijn wifiverbinding. ‘Hebt u een afspraak?’ ‘Nee’, zeg ik, waarbij ik aan de toon in mijn stem laat voelen dat ik de ticketmachine wel heb gezien maar ervan uitging dat ik daar geen beroep op hoefde te doen omdat ik alleen iets wilde afgeven. Die toon slaat niet aan, want ze antwoordt met: ‘O, maar u moet eerst een afspraak maken. Vooraan staat een schermpje.’ Ik wil nog vragen wat het nut van zo’n machine is als ik alleen ben, maar ik doe maar wat ze zegt.

Mijn dochter drukt op de knop die zegt “maak een afspraak” en ik krijg een bevestiging dat ik aan de wachtrij ben toegevoegd. Op een groot scherm verschijnt mijn naam. Voor de rest staat er niets op. Kan je spreken van een wachtrij wanneer je de enige wachtende bent? Met die filosofische kwestie kan ik me kortstondig bezighouden, maar ook niet langer dan twee minuten. Ik wandel tot vlak voor dat wijf haar balie om haar strak aan te kijken, maar ze kijkt stoïcijns terug. Een tweetal minuten gebeurt er niets. En alsof ze het aankomende kookpunt van mijn opborrelende haat jegens de mensheid voelt aankomen met speciale, voor de gewone sterveling onbekende Proximus-meetinstrumenten, drukt ze net op tijd op een onzichtbaar knopje waardoor mijn naam begint op te lichten op het scherm.

Ze roept mijn naam, enfin, een naam (Leendert) in de wilde weg, terwijl ze haar hoofd van links naar rechts over een onbestaande massa volk laat glijden. Ik tracht mijn frustratie niet te laten winnen en gebruik humor om de situatie te baas te kunnen. Wie weet doet ze dit ook als grap, hoewel ze moet werken aan haar theatraliteit. ‘Nee, sorry’, zeg ik haar op de meest sarcastische toon die ik kan vormen, ‘ik ben Lennart’. ‘Ah, oké.’ Ze richt haar ogen weer op haar computer. Ik stap tot aan haar balie en zeg dan maar dat ik het niet doorhad. Aangezien ze me zich wel zal herinneren van twee minuten geleden – je weet wel, de ENIGE klant in de winkel, die je aanmaande een afspraak te maken via het schermpje ondanks dat hij gewoon een oude modem kwam inleveren – herhaalde ik niet waarom ik voor haar stond en gaf enkel de tas aan, blij dat ik er eindelijk van verlost was maar ook trots dat ik mijn plicht had gedaan als consument – in de hoop dat het terugbrengen van een oude modem een daad is van duurzaamheid en verantwoordelijkheidszin.

Ze bekijkt me alsof ik haar een zak stront aanreik en vraagt: ‘Waarmee kan ik u vandaag helpen?’ Ik wilde graag antwoorden dat ik blij ben dat het nog vandaag zou gebeuren, maar ik houd me in en herhaal dat ik een oude modem wil inleveren. Ze zal eens zoeken in het systeem. Het systeem zegt dat er geen modem op mijn naam staat. Ik leg uit dat ik klant was bij Scarlet en dat ze me naar hier hebben gestuurd. ‘O, nee, wij hebben daar niets mee te maken.’ Daarom staat jullie logo er in het groot op, nu begrijp ik het. ‘Maar ik heb geen weet van een Scarletwinkel’, zeg ik, ‘waar moet ik er dan mee naartoe?’ De zin ‘zijn ze geen mythe?’ slik ik nog net op tijd in. Volgens haar kan ik dat simpelweg via een postpakket terugsturen, en ze denkt wel dat er ergens een fysieke winkel is, als ik maar goed zoek.

Ik bedank haar niet vriendelijk en wandel naar buiten, met de tas. Mijn dochter vraagt of we nu klaar zijn. ‘Eerst moet papa nog naar de AS Adventure, schat, spullen kopen om heel goed te zoeken.’


*** Hierbij wil ik vermelden dat ik, mocht ik mijn eigen intuïtie hebben gevolgd, nooit in deze situatie zou zijn terechtgekomen. De website van Scarlet is redelijk helder. De schuld ligt dus een beetje bij mezelf, maar vooral bij de installateur. ***

the blue plaque at the sherlock holmes museum
Photo by Claudio Mota on Pexels.com

Ontdek meer van Lennart Vanstaen

Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.

Wat denk jij? Of ken je een goeie mop? Reageer!