Weer eens een serieuze baaldag op dinsdag 27 oktober 2020. Het is ook een dag die ik niet meer zal vergeten om een andere reden, waarover ik het op het einde van dit bericht zal hebben. Nochtans begon de dag zoals elke andere dag: opstaan, ontbijten – mijn rol bestaat er meestal gewoon in om boterhammen te smeren voor de kinderen, want mijn maag weigert ’s morgens voedsel; een espresso en een stuk pure chocolade is alles wat ik nuttig tot een uur of twaalf – en gaan werken. Vandaag heb ik zowel ’s morgens als ’s avonds een klas en spendeer ik gewoonlijk de middag op school, om administratieve alarmklokken uit te schakelen. Maar niet deze week, ik beslis om heen en weer te gaan, maar zal enkel heen gaan, niet weer.
Enkele cursisten waren al voor mijn tribunaal verschenen en de rest heb ik vandaag ook gehoord voor een evaluatie. Donderdag zal ik met hen het resultaat bespreken en een persoonlijke babbel doen, dat is altijd nodig en zeker nu. Vanavond heb ik dus mijn avondklas, je weet wel, de klas die het niet zo nauw neemt met het heersende virus. Maar ik voel me na het middagmaal niet goed. Helemaal niet. Buikpijn of hoofdpijn heb ik niet, maar mijn hoofd is zwaar en mijn gedachten zijn zwart. Ik gooi mijn lichaam in onze grijze sofa en kom er gedurende enkele uren niet meer uit. Slapen doe ik niet, enkel voor mij uit staren. Totdat mijn vrouw er genoeg van heeft.
60 procent afleiding, 30 procent eenzaamheid en 10 procent fijn stof
“Kom, ga maar wandelen, ik haal de kinderen wel.” Ze kent het slaan van de zweep al. Wanneer ik overvallen word door zo’n wolkbreuk, moet ik gaan wandelen om die gedachten te filteren door de buitenlucht, die voor 60 procent bestaat uit afleiding, 30 procent eenzaamheid en 10 procent fijn stof. Die bizarre cocktail helpt, al doet dat fijn stof niet ter zake, denk ik.
Ik slenter onze straat door, richting het park. ‘U nadert knooppunt 3′, vertelt een omineus wegwijzertje me. Ik vraag me af hoeveel knooppunten ik nog moet trotseren vandaag. De herfst tiert welig. De wind is krachtiger dan een bries, maar te zwak voor een storm. Voor de zekerheid heb ik m’n muts opgezet. De bladeren worden in het rond geslingerd met een willekeurige en onvoorspelbare tour de force en ik besef dat ik me ook zo voel. Langs alle kanten word aan mij getrokken en geduwd, hoe flexibel ik me ook opstel, verandering ligt op de loer als nooit tevoren.
De kleine heuvel naast de speeltuin waaruit een tiental bomen oprijzen lijkt op een reusachtige bol venkel. Wat verderop loopt een man zijn hond af te blaffen dat hij links moet wandelen. Daarbij maakt hij geen gebruik van enige lichaamstaal. Denkt hij echt dat de hond het verschil kent tussen links en rechts? Het betreft immers een Deense Dog, hij zou beter ‘venstre’ zeggen. Ik loop door, mijn handen in mijn jaszakken, over het kleine bruggetje, richting afhaalkoffie. De beek onder het bruggetje, die tot voor kort de houten planken bijna overspoelde, toont een leegte die zich kan meten met gemoed vandaag. Uitgeput. Op. Tijd om te herbronnen.
Mezelf zwarte troost indrinken zal niet lukken, aangezien de koffiebar besloot te sluiten. Dan maar weer huiswaarts keren om zelf koffie te zetten. Een groep leerlingen is eropuit getrokken naar het park om een spelletje vangbal te houden. Even sta ik stil om hen gade te slaan. Ze staan allemaal mooi op minstens anderhalve meter van elkaar in het grasperk en ik vraag me af of dit de regels van de sport in kwestie zijn of het strikt naleven van de coronamaatregelen.
De Grote Schijn
Langs mijn rechterkant staan, door een houten omheining deels afgescheiden van de rest van het park, enkele planten en kleine boompjes in volle groei. Ze zijn echter allen kaal, met naast elk boompje een gigantische berg bijeengeharkte dorre bladeren. Het is best een absurd beeld. Er is veel volk in het park. Bubbels van tien zijn geen uitzondering. Ik probeer wat afstand te houden van de verschillende sliertjes mensen, wanneer ik een groot plakkaat passeer: ‘Welkom! De Grote Schijn.’ Hoewel dat bord natuurlijk slaat op het ondertussen geannuleerde familiespektakel, interpreteer ik het even op een dubbelzinnige manier wanneer ik al die mensen zich niet aan de regels zie houden.
Het is drie uur en ik voel de somberheid nog meer dan daarnet. Heeft het wandelen me goed gedaan? Ongetwijfeld. Het heeft mijn lichaam even gereboot en het energiepeil opgekrikt, doch de deernis houdt mij nog steeds in haar bedwang. Ik draai de sleutel om in de voordeur en het duurt niet lang vooraleer ik opnieuw in de zetel val en mijn ogen sluit. Telefoon. Hij ligt op tafel en ik kan er niet bij. Mijn vrouw zegt dat het mijn moeder was en geeft me het toestel, opdat ik zou kunnen terugbellen. Dat doe ik niet. ‘Het zou wel eens slecht nieuws kunnen zijn’, zeg ik haar. Zij bekijkt me met medelijden maar ook een vleugje angst en antwoordt dat het waarschijnlijk over iets banaals of praktisch gaat, zoals de regeling van het familieontbijt, gezien de verstrenging van de regels. Het duurt een uur voordat ik durf terug te bellen. ‘Opa is vandaag overleden’ klinkt het aan de andere kant van de lijn. Het voelt alsof ik dat al wist, en toch is het een mokerslag. Mijn moeder spreekt snikkend, maar er klinkt ook een bedaardheid doorheen haar woorden, een zacht accepteren. Het dempt de schok. Na het telefoontje rollen de tranen over mijn gezicht. Hij is overleden rond 15u. Ik denk terug aan waar ik op dat moment stond, hoe ik me op dat moment voelde en wat ik aan het doen was. Na de deugddoende wandeling door dorre herfstbladeren kwam ik weer uit bij mijn voordeur, draaide de sleutel om en opende de deur naar een nietszeggende leegte. Een deugddoende wandeling? Ergens wel, al was het ook een Grote Schijn.
Rust zacht, opa.
Ontdek meer van Lennart Vanstaen
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.