Het is dinsdagochtend, een dag waarop mijn vrouw en ik allebei aan een intensieve klas lesgeven en die beginnen lekker vroeg, om 9u. Dat wil zeggen dat we graag om 8u30 op school willen zijn om het nodige kopieer- en voorbereidingswerk te doen alsook het vragenvuur van vroege vogels te blussen. Daarom moet er dinsdag en donderdag worden voortgemaakt. Een cruciaal element in dat plan is vers brood. Als er geen brood is, is voortmaking onmogelijk. Men zou het kunnen stellen als volgt: er kan slechts voortgemaakt worden als en slechts als er (vers) brood is. Maar wie zijn die helden die steeds klaar staan om de leegte van de brooddoos te vullen met hoop (en brood)?
Ik ben als eerste beneden op dins- en donderdagen. Het is een zin die ik nooit gedacht had te schrijven, maar het is zo. Mijn vrouw helpt dochterlief de juiste trui te kiezen die niet te groot, klein, strak of los zit, terwijl ik reeds de voordeur achter me dichttrek op ochtendmissie naar de bakkerij. Ondertussen heb ik een gestructureerd schema in mijn hoofd van alle openingsdagen en -uren der bakkers te Deurne Centrum. Maandag is het Smouts (de rest is gesloten), dinsdag is het Van Hecke, woensdag en de andere dagen heb ik de keuze uit Van Osselaer (dichtstbijzijnde), Van Hecke (meer keuze) of ik kan ook de andere kant uit gaan, richting Gallifortlei (betere kwaliteit maar iets verder). Aangezien het dinsdag is, loop ik zonder nadenken naar bakkerij Van Hecke. In het straatbeeld zie ik alleen mannen.
Bakkerij Van Hecke is zo’n bakkerij met een hele lieve dame die heel wat idiosyncratische eigenschappen telt. Zo stond (en staat er nog altijd) tijdens de coronaperiode op de glazen deur: ‘GELIEVE 1 METER AFSTAND TE HOUDEN’. Ze hanteert dus licht andere regels dan de overheid. De vrouw zegt tegen iedereen ‘schat’ en dit liefst na elke zin. Het heeft iets aandoenlijks, maar ik kan wel zien dat niet iedereen hiermee gediend is.
In de rij voor mij staan alleen mannen. Een bejaarde, twee van middelbare leeftijd en een iets jongere kerel.
De man voor mij heet kennelijk ‘Jean’, want de bakkersvrouw noemt zijn naam (Ja, Jeanke?) na elke zin, tenminste, als ze niet ‘schat’ zegt. Terwijl ik denk dat ik moet voortdoen en tegelijkertijd besef dat dit buiten mijn controle ligt (ik kan toch moeilijk sneller wachten), bestelt de man alsof hij een week boodschappen doet. In mijn gedachten neem ik hem bij zijn kraag en spuw in zijn gezicht dat dit een bakkerij is en geen supermarkt! En als hij dan toch zo graag veel geld uitgeeft aan krabsla en kaas, dat hij dat dan niet tijdens de ochtendspits op schooldagen komt doen! Maar in de plaats daarvan lach ik eens vriendelijk, want de man blijkt een brave ziel te zijn.
Nog voordat de verkoopster de prijs volledig heeft uitgesproken, overhandigt de man een briefje van vijftig euro. Hij lacht nog eens naar mij. De vrouw mompelt een hoog bedrag, zelfs te hoog voor de halve winkel in zijn meegebrachte jute tas. En hij lacht maar naar mij. Ik geef de vrouw een blik die zegt: ik denk dat het bedrag niet klopt. Dan zegt ze plots: ‘Oh, Jeanke, ik heb u vier kezen aangerekend, en het was vier broeikes zeker hé?’ Ja, het waren vier broodjes en één (duur) pakje Beemsterkaas. De man krijgt twaalf euro verschil in zijn hand en lacht nog steeds, terwijl hij tegen mij zegt dat hij niet zoveel kaas zou op kunnen.
Jean is een goed man en hij is zich van geen kwaad bewust dat hij de kink in de kabel van naar brood hunkerende vaders is die allen denken aan tijdig gevulde brooddozen. Terwijl ik achter me sommige vaders ostentatief hoor zuchten of zelfs lelijke dingen hoor zeggen tegen elkaar, voel ik een ingehouden sympathie voor de man.
Ik bestel een grof restaurant (en denk dan aan een restaurant waar de obers erg onvriendelijk zijn) en verlaat de bakkerij.
Voor mij tel ik drie andere, waarschijnlijk door hun vrouw eropuit gestuurde mannen met hun brood onder de arm die zich in uiteenlopende richtingen voortbewegen. Sommigen met de fiets, anderen te voet. Het zijn ridders. Cavalerie of infanterie. Allemaal voor dag en dauw de deur uit om op een brood te gaan jagen. Trots lopen ze met hun prooi naar hun vrouw en kinderen. De mannen kloppen aan en hun vrouwen doen open. Bij het zien van het brood vallen ze hun krijger in de armen. Hun kinderen zullen een gevulde brooddoos hebben en iedereen zal tijdig op het werk zijn, dankzij vader.

Ontdek meer van lennartvanstaen.be
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.